De vroegste geschiedenis en archeologie van ’t Goy

Juli 2020
Herman de Korte (*1952 ’t Goy) gepensioneerd fysiotherapeut en beeldend kunstenaar.
Sinds 2018 lid van de Archeologische Werkgroep “Leen de Keijzer” Houten.

Voorwoord

Sinds mijn lidmaatschap in 2018 van de Archeologische Werkgroep “Leen de Keijzer” Houten, ben ik er achter gekomen dat mijn geboortedorp ’t Goy een onverwacht rijk en lang bewoningsverleden heeft. Dat heeft vooral te maken met de relatief hoge ligging van het dorp op de Houtense stroomrug.

De geschiedenis van ’t Goy vanaf de vroege Middeleeuwen is al eerder onderzocht en beschreven. Mede door diverse archeologische onderzoeken in de omgeving van ’t Goy, vooral sinds 1959, is veel meer informatie over de vroegste geschiedenis van het dorp naar boven gekomen. Ik heb getracht de archeologische gegevens over de IJzertijd en de Romeinse periode zo goed mogelijk samen te vatten, in de verwachting dat de lange bewoningsgeschiedenis van ’t Goy gestalte krijgt.

Geschiedenis

Rond 9700 voor Chr. eindigde de laatste IJstijd en begon de midden-Steentijd. Ook onze wijde omgeving lag onder een dikke laag dekzand, neergelegd door barre poolstormen. Een rivierarm liep over Houten naar het westen om daar in een paralleltak van de Rijn uit te komen. De rivier voerde zand en grind aan vormde uiteindelijk de Houtense stroomrug.

De eerste bewoning in ’t Goy vond mogelijk al plaats in de Bronstijd rond 2000 voor Chr. en wel op de hoogst gelegen delen van de stroomrug. Die vroege bewoners waren boeren, waarschijnlijk afkomstig van de Utrechtse Heuvelrug. Zij hielden er schapen en runderen, later ook varkens en paarden. Op de akkers verbouwden die vroege boeren onder andere gerst en zogenaamde emmertarwe. Men verzamelde ook voedsel in de vrije natuur en deed aan jacht en visserij. Het landschap was open, met o.a. elzen en gemengd loofbos. De Oosterlaak voerde toen al water af van de Houtense stroomrug.
Er zijn aanwijzingen dat de omgeving van ’t Goy rond 1800 voor Chr. werd verlaten als gevolg van overstromingen. De nog onbedijkte Rijn verplaatste zijn loop namelijk naar het rivierbed van de huidige Kromme Rijn en dat veroorzaakte veel wateroverlast voor de vroege bewoners.

In het begin van de IJzertijd (ongeveer 800 voor Chr.) was er met zekerheid wel bewoning in ’t Goy. Dat gold ook voor een reeks van vroege nederzettingen in en rond Houten. Zo zijn er dit jaar nabij Houten-Castellum zelfs bewoningssporen blootgelegd uit het midden van de Bronstijd (1500-1100 voor Chr.) o.a. aardewerk en een plattegrond van een boerderij uit die tijd.

In de Late-IJzertijd (vanaf ongeveer 250 voor Chr.) woonden er vooral mensen van Germaanse stammen in Nederland, onder andere de Friezen. Met de komst van de Romeinen rond het begin van de jaartelling vestigden zich ook andere Germaanse volkeren van over de Rijn in ons gebied, bijvoorbeeld de Bataven en wat later de Cananefaten in het kustgebied.

page1image66850672
Foto 1: Boerderij uit de ijzertijd


De Romeinen hadden onder leiding van Julius Caesar in Noord Gallië van 58 tot 51 voor Chr. oorlog gevoerd en dat had geleid tot sterk verminderde bewoning in de gebieden ten zuiden van de Rijn. De Bataven werden vanaf ongeveer 50 voor Chr. gestimuleerd door de Romeinen om in het dunbevolkte midden-Nederland te gaan wonen. Deze nieuwkomers mengden zich ook met de oorspronkelijke bevolking in het Kromme Rijngebied. Inmiddels beschouwden de Romeinen in het midden van de eerste eeuw de Rijn als hun noordgrens.

Rond het jaar 200 waren er ongeveer 100 kleine inheemse nederzettingen in het Kromme Rijngebied. Ze bestonden uit 2 á 3 huishoudens. Lange tijd bleven de meeste nederzettingen hetzelfde als in de IJzertijd. Ze waren in het rivierengebied meestal omgreppeld; mogelijk voor een betere afwatering. In de eerste eeuw maakten de bewoners bijvoorbeeld nog meestal handgevormd aardewerk volgens de gangbare traditie. Dat aardewerk was bros en had vaak een gevlamd of donker uiterlijk (zie foto). Geleidelijk kwam er steeds meer Romeins geïmporteerd aardewerk in gebruik, gemaakt op de draaischijf. Dat was dunner en sterker en werd gebakken op een hogere temperatuur. Stukje bij beetje veranderde de traditionele ruileconomie in een markt- en geldeconomie. In de loop van de tijd trad verdere romanisering op doordat verschillende culturele en sociale Romeinse elementen door de inheemse bevolking werden overgenomen.

Handgevormd aardewerk
Foto 2: Handgevormd aardewerk

Romanisering trad vooral op doordat inheemse mannen dienst namen in het Romeinse leger en aldus het Romeinse burgerrecht konden verkrijgen. Dat gold in alle door Romeinen bezette gebieden. Zo waren er ruim 1900 jaar geleden in het vlak bij ’t Goy gelegen Castellum Fectio (Vechten) soldaten uit het Middellandse Zeegebied, de Balkan en Brittannië gelegerd. Na het verkrijgen van het burgerrecht gingen vooral de afgezwaaide officieren tot de nieuwe elite horen. Sommigen hadden zoveel vermogen dat ze de eerste stenen “veteranenboerderij” konden laten bouwen. Die boerderij leek op een Romeinse villa met een porticus; een soort veranda of zuilengang (zie tekening 5 en foto 6).

Aan het eind van de 2e eeuw begin 3e eeuw begon de Romeinse macht te verzwakken door interne politieke conflicten, toenemende agressie van Germaanse stammen, wateroverlast en mogelijk een pandemie door een besmettelijke ziekte. Rond 400 waren praktisch alle Romeinse militairen vertrokken. De economie stortte in, het werd onveiliger en de Kromme Rijnstreek zou enkele eeuwen dun bevolkt zijn.

Het Germaanse stamverbond van de Franken drong steeds verder op in westelijke en zuidelijke richting. Tussen 630 en 690 vestigen zich christelijke Franken in het Kromme Rijngebied door de Friezen definitief te verslaan. Met de komst van Frankische koningen gaat ook het gemeenschappelijke eigendom van gronden verloren. De civilisatie neemt een nieuwe aanvang met het Christendom als politiek instrument.

Archeologie

Al vroeg in de 19e eeuw zijn er bij de locatie “de Zure Maat” bij de kruising Tuurdijk en Hollendewagenweg (zie 1 op het kaartje blz. 4) archeologische vondsten gedaan.

In 1839 en 1844 zijn er totaal 5 fragmenten van een gebeeldhouwd Romeins zandstenen grafmonument gevonden (zie foto 3 en 4).
De fragmenten bevinden zich in het Rijksmuseum voor Oudheden (RMO) te Leiden.

page2image65491216
Foto 3: Fragmenten van een gebeeldhouwd Romeins zandstenen grafmonument
page2image65487888
Foto 4: Fragmenten van een gebeeldhouwd Romeins zandstenen grafmonument

In de directe omgeving van de vondstplaats zijn in de loop der jaren geen sporen van een Romeinse nederzetting gevonden, maar de aanwezigheid van een Romeins huis is niet uit te sluiten. Ook kwam het voor dat Romeinen een herdenkingsmonument langs een doorgaande weg plaatsten en in dit geval was de locatie van de vondsten bij de Limesweg die van Levefanum (Wijk bij Duurstede) naar Fectio (Vechten) liep.

De richting van de Goyse Tuurdijk heeft al vanaf ongeveer 800 na Chr. zijn vorm gekregen toen het deels aangelegd werd als een dwarsdijk tegen het opdringend water van Rijngeulen. De naam Tuurdijk is ontleend aan Tuur (een nederzetting). Laak is een oude naam voor een afvoersloot. Al zeker vanaf de IJzertijd is daar continue bewoning geweest.

In 1959 deed de archeoloog J.E. Bogaers onderzoek bij de Westrhenense Hofstad aan de Tuurdijk 18 in ’t Goy (zie tekening 5 en foto 6). Hij vond toen resten uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Het terrein werd daarna door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) tot archeologisch rijksmonument verklaard.

page3image65412416
Tekening 5: Vrije impressie Tuurdijk 18 ±250 na Chr.


page3image65416160
Foto 6: Tuurdijk 18 in 2020.


In juni 2003 verrichtte het Archeological Research & Consulting bureau (ARC) een uitgebreider archeologisch onderzoek. De aanleiding was de afbraak van een schuur die vervangen zou worden door nieuwbouw. Bewoningsresten uit de IJzertijd werden direct op het zand gevonden met een overgang naar Romeinse bewoning. Er werd aardewerk opgegraven uit o.a. de midden en de late IJzertijd. Sommigen hadden duimindrukken of (kam)groeflijnen. Tevens werd aardewerk uit de Romeinse tijd gevonden, zowel inheems als geïmporteerd. Uit de Romeinse tijd is onder andere het gestempelde rode aardewerk (terra sigillata) gevonden.

De inheemse nederzetting bleef voortbestaan onder de Romeinse heerschappij en ergens in de 2e eeuw was de romanisering zover doorgevoerd dat de bewoners een gefundeerde stenen boerderij in Romeinse stijl bouwden. Om het gebouw lagen landerijen, stallen, voorraadschuren en onderkomens van personeel.

Men vond fundamenten van blokken breuknatuursteen (Grauacke Schiefer)uit Duitsland met een breedte van 50 tot 80 cm. Ook werden tufsteen, beschilderd pleisterwerk (fresco) en dakpannen opgegraven.

Uit de vroege Middeleeuwen is een houten waterput opgegraven. De vondsten zijn naar het ROB gebracht (tegenwoordig Rijksdienst Cultureel Erfgoed RCE). Behalve de Goyse boerderijvilla uit de Romeinse tijd aan de Tuurdijk zijn er ook sporen van Romeinse villa’s gevonden aan de Burgemeester Wallerweg en aan de Molenzoom in Houten; daar is ook een deel van een Romeins zandstenen grafmonument gevonden. Er is een vermoeden dat de boerderijvilla’s betrokken waren bij bevoorrading van het Romeinse leger op Castellum Fectio (Vechten) aan de Limes (grens) langs de Rijn.

Het is praktisch zeker dat er op de plek van de villa in ’t Goy eerder een houten gebouw heeft gestaan, aangezien men resten van palen heeft gevonden.

In verband met de in 1959 ook al gevonden Middeleeuwse sporen gaat men uit van een continue bewoning op die Goyse plek.

page4image65064400
Kaart 6: Omgeving ’t Goy in 2003. De groene vakjes geven archeologisch vindplaatsen weer.

In 2003 deed ARC nog een onderzoek tussen Tuurdijk 16 en 18 i.v.m. graafwerkzaamheden voor de aanleg van een riool. Die werkzaamheden raakten de rand van het bovengenoemde archeologische monument “Westrhenense Hofstad”. Bij Tuurdijk 16 is een stuk Romeinse tegel gevonden en verder niets.

Een ander archeologisch rijksmonument is het glooiende terrein tussen het Groenedijkje en de Beusichemseweg: terrein 77b. (zie kaart 6, nr 3) Vooral vanaf een specifiek deel van het Groenedijkje is te zien dat het terrein relatief hoog ligt. Daar was in de IJzertijd en de Romeinse tijd al bewoning, aangezien het op de stroomrug lag. Aan weerskanten van het Groenedijkje ontstond in de vroege middeleeuwen een nederzetting. Het kreeg de naam “Oostrum”, waarschijnlijk omdat het ten oosten van kasteel “Ten Goye” lag. Rond 1600 was deze nederzetting verlaten. Van 1972 tot 1990 zijn er op het bovengenoemde terrein onder leiding van Leen de Keijzer van de Archeologische Werkgroep Houten op de geploegde akkers vele raapvondsten gedaan. Dat was mogelijk omdat het archeologische terrein deels diep verploegd werd. De mooiste vondsten bevinden zich o.a. op de acheologiezolder van het Oude Station van Houten.

Een spectaculaire vondst was een deel van een Romeins beeld en wel een mannenkopje van zandsteen.

page4image65063568
Foto 8: De god Serapis

Waarschijnlijk stelt het beeld de god Serapis voor en is het onderdeel geweest van een Romeins graf. Het bevindt zich thans in het Rijksmuseum voor Oudheden (RMO) te Leiden. Op de Archeologiezolder in Houten staat een replica. Serapis was een genezende god en tevens god van de landbouw en de onderwereld.

Vanaf 1990 stonden er fruitbomen op de akkers van locatie 77b. Ondanks dat er toen gegraven moest worden is er helaas geen grootschalig archeologisch onderzoek uitgevoerd. Begin 2020 werden de fruitbomen gerooid en vervangen. Verschillende amateurarcheologen hebben tijdens die werkzaamheden met metaaldetectoren het gebied afgelopen en o.a. kleine bronzen voorwerpen gevonden, waaronder een bronzen fibula (mantelspeld). De onderstaande aardewerkscherven uit de IJzertijd zijn in de jaren ‘70 gevonden in het Goyse terrein 77b. De nagel- en vingerindrukken zie ik als een stille groet van de eerste “Goyenaren”.

page5image65490384
Foto 9: Aardewerkscherven uit de IJzertijd
Foto 10: Aardewerkscherven uit de IJzertijd

Er was ook een kleine nederzetting “Casa Cara” aan de Nachtdijk (zie 4) en een aan de Kapelleweg (zie kaart 6, nr 5).
Op de kruising Wickenburghseweg-Tiendweg (zie kaart 6, nr 6) wordt vermoed dat daar ook Romeinse gebouwen van steen hebben gestaan.

Vanaf de IJzertijd tot in de Middeleeuwen is er bewoning geweest tussen de Hoogdijk en de Wickenburghseweg. Dat blijkt uit de vele raapvondsten van begin jaren ‘70 die gedaan zijn door amateurs onder leiding van Leen de Keijzer en door een archeologisch onderzoek van het R.O.B. (nu RCE) in 1995. Speciaal waren de vondst van een bronzen schijf van 9 cm. en een kralenketting uit een (Middeleeeuws)graf.

In 2011 en 2013 is er door het archeologisch bedrijf RAAP archeologisch onderzoek uitgevoerd aan het Groenedijkje i.v.m. de bouw van een kippenschuur. Er werden geen noemenswaardige vondsten gedaan.

In 2015 zijn er tijdens een archeologische opgraving (Synthegra B.V.) aan de Beusichemseweg 138 bij boerderij “De Hoogt” (zie kaart 6, nr 7) resten aangetroffen uit de late IJzertijd, de vroeg Romeinse tijd en uit de Middeleeuwen sporen van een woonstalboerderij. De vondsten uit genoemde periodes betroffen aardewerk, bot en metaal. Bijzonder was de vondst van een glis; dat is een benen schaats gemaakt van een paardenbot. Tevens waren er paalsporen van spiekers te zien; spiekers waren opslagschuurtjes op poten, waarop granen werden gedroogd en bewaard (zie foto). Ook op deze Goyse plek is al meer dan 2600 jaar bewoning.

In 2019 vond i.v.m. nieuwbouw archeologisch onderzoek plaats bij Tuurdijk 1-3a. Daar zijn geen bijzonderheden aangetroffen.

page5image65486848
Foto 11: Spiekers (opslagschuurtjes) waar granen werden gedroogd en bewaard.

NAWOORD

In de omgeving van de Hoogdijk zijn in de loop van de tijd vele archeologische vondsten gedaan. Het weiland waar de Hoogdijk vroeger liep is nu een archeologisch rijksmonument. Daar staat nu vlakbij de Rondweg van Houten een metalen object van Jeroen Schipper Architecten. Zoals een nieuwbouwlocatie vaak wordt aangeduid met een bouwbord, zo adverteert deze archeologische vindplaats zichzelf met een blokjesbord met de maquette van een Romeinse villa en de tekst: “Hier wordt gewerkt aan geschiedenis, ondertussen vervliegt de tijd onherroepelijk”. Het is een vrije vertaling van de Romeinse dichter Vergilius.

Anders gezegd: het verleden toont zich in het heden en het heden is morgen al verleden.

Bronnen:

– Website “Oud Houten” van Frank Magdelyns
– Tuinstra S.J., ARC publicatie nr 95, Een archeologische opgraving op de Westrhenese

Hofstad, Groningen 2004.
– Vos W.K., Bataafs Platteland; Het Romeinse nederzettingslandschap in het Nederlandse

Kromme Rijngebied. Dissertatie VU Amsterdam 2009. (o.a. blz 58)
– Heijmink Liesert P.M. en Keijzer de L.M.J., ’t Goy door de eeuwen heen, 1966.
– Boer G.H. de, Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend booronderzoek

Tuurdijk 1 – 3a ’t Goy, 2019.
– Hoven E. drs. (Synthegra B.V.) Definitieve opgraving Beusichemseweg 138 ’t Goy, 2015. – Smits J.A.M. en Wttewaall O.J., HOUTEN, Ontstaan en Groei, 1988
– Keijzer de L.M.J., Verslag veldonderzoek door de Historische Kring “Tussen Rijn en Lek”

van 100 terreinen tussen Houten en ’t Goy (1971-1973).
– Tijdschrift van de Historische Kring “Tussen Rijn en Lek” van december 1981 blz 9 tm 52.

Afbeeldingen van:
Archeoweb, RMO Leiden, Flickr, en Herman de Korte

De vroegste geschiedenis en archeologie van ’t Goy
Schuiven naar boven